Miles Davis was een Amerikaans jazzcomponist, trompettist en multi-instrumentalist. Hij wordt door verschillende deskundigen beschouwd als één van de meest invloedrijke, vernieuwende en originele muzikanten van de twintigste eeuw. Davis speelde naast onder anderen Louis Armstrong, Duke Ellington en John Coltrane een grote rol in de geschiedenis van de jazz. Hij speelde verschillende stijlen, waaronder bop, cool jazz en modale jazz.
Davis kwam uit een relatief welgestelde zwarte familie. Zijn vader Miles Henry Davis was een tandarts in East Saint Louis. Zijn moeder was een redelijk vaardige pianiste die wilde dat hij viool leerde spelen. Van zijn vader kreeg hij voor zijn dertiende verjaardag daarentegen een trompet, waar hij zich vanaf dat moment op toelegde. Toen Davis vijftien was, speelde hij voor publiek met bandleider Eddie Randall en studeerde hij onder trompettist Elwood Buchanan. Tegen de mode van die tijd in benadrukte Buchanan het belang van spelen zonder vibrato. Davis behield deze kenmerkend heldere toon zijn hele carrière. De stijl van Davis is herkenbaar en origineel en oefent tot op decennia na zijn overlijden invloed uit op jazzmusici. Zijn klank en speelstijl zijn herkenbaar, onder meer door de typische afbuigingen aan het begin of eind van de tonen en de ingehouden lyrische speelstijl met lange stiltes tussen de melodische frasen.
Eerste grote quintet
Via de jazzclubs van New York kwam Davis regelmatig in contact met zowel gebruikers als verkopers van illegale drugs. In het eerste deel van de jaren vijftig leek het talent dat Davis bezat, verloren te gaan. In 1954 had hij zijn heroïneverslaving overwonnen. Herboren keerde hij terug naar New York en richtte er de eerste grote versie van het Miles Davis Quintet op. In deze bezetting speelden muzikanten mee die later zelf ook de geschiedenis zouden ingaan als bijzonder invloedrijk: John Coltrane (tenor- en sopraansaxofoon), Sonny Rollins (tenorsax) en Charles Mingus (contrabas). Muzikaal ging de groep door waar Davis in zijn sessies in de late jaren veertig ophield. Ze vermeden de ritmische en harmonische complexiteit van de overheersende bebop en Davis kreeg de ruimte om lange, legato en in wezen melodische lijnen te spelen, waarin hij de modale muziek leerde doorgronden. Deze opnamen bepaalden samen met de opnamen van Birth of the Cool uit 1948 het geluid van de cool jazz, een van de dominante trends in de muziek voor het komende decennium en later.
Terwijl de rest van het muziekestablishment nog steeds probeerde de vernieuwingen van Davis te accepteren, was hij zelf alweer een stap verder. Met dirigent Gil Evans nam hij een serie albums van grote verscheidenheid en complexiteit op, waarin hij in vrijwel elke muzikale context zijn beheersing van zijn instrument toonde.
Het album Milestones uit 1958 vatte perfect het geluid van zijn huidige sextet, dat nu bestond uit Davis, John Coltrane, Julian "Cannonball" Adderley (altsax), Red Garland (piano), Paul Chambers (bas) en Philly Joe Jones (drums). Deze modale stijl kwam tot bloei op Kind of Blue (1959): het werd de best verkochte jazzplaat uit de geschiedenis. Het sextet improviseerde op korte modale thema’s die vooraf niet waren geoefend. Voor dit album nam Bill Evans de piano over en zorgde daarbij voor klassieke invloeden.
Jaren 1960
Na Kind of Blue viel de groep uiteen. Coltrane, Evans en Adderley gingen verder als bandleiders. Miles Davis vond minder inspiratie en zijn groep veranderde geregeld van bezetting. In 1964 vormde hij zijn tweede grote quintet met Herbie Hancock (piano), Wayne Shorter (tenorsaxofoon), Ron Carter (contrabas) en Tony Williams (drums). Live werden jazzstandards gespeeld waarbij de grenzen van de traditie werden opgezocht. Lange improvisaties met veel nadruk op harmonische grenzen en een hecht groepsspel, waardoor hij meer dan daarvoor met textuur kon spelen.
Jaren 1970 & 1980
Aan het eind van de jaren 1960 ging Davis elektrisch met een elektrische piano, elektrische bas en een elektrische gitaar. De 'groove' werd belangrijk. Nadat Davis op het Isle of Wight Festival het nummer Machine Gun van Jimi Hendrix had gehoord, wilde Davis direct een band met hem beginnen. Door het overlijden van Hendrix vond die nooit plaats. Volgens Rolling Stone magazine was In a Silent Way de ideale plaat om stoned op te worden. In de jaren zeventig probeerde hij ook zwarte jongeren te bereiken door funk-invloeden in zijn muziek te stoppen. Zoals te horen op het revolutionaire album On The Corner. Bitches Brew werd een mijlpaal voor de opkomende jazzfusionmuziek.
In juni 1970 kwamen onder anderen Davis, Chick Corea, Keith Jarrett, Dave Holland, Jack DeJohnette en John McLaughlin vier nachten samen in de bescheiden nachtclub The Cellar Door in Washington D.C. Alweer een indrukwekkend formatie zag het levenslicht. Eind 1975 trok Davis zich terug uit de muziek en wilde hij geen trompet meer spelen. Hij kampte opnieuw met een verslaving, nu cocaïne en alcohol. Een slechte gezondheid, gedeeltelijk veroorzaakt door jaren overmatig drugsgebruik leidde tot een radiostilte van bijna zes jaar.
Davis keerde toch nog een keer terug in de muziek. Zijn stijl neigde steeds meer naar pop. Hij speelde liedjes als Time After Time (Cyndi Lauper) en Human Nature (Michael Jackson).
Davis werd overleed in 1991 op 65-jarige leeftijd aan een longontsteking. Hij ligt begraven naast Duke Ellington op Woodlawn Cemetery in New York.